De vuistbijl van de stuwwal bij Mander. Materiaal: vuursteen. Vinder: H. Olde Rengerink. Cultuur: omdat de bijl een driehoekvorm 'triangulair' heeft wordt hij officieel tot het Moustérien gerekend uit het Vroeg Weichselien van 40.000 - 50.000 BP. Verwering: witte patina, putjes in het oppervlak, kryoturbatieretouche, krassen, botskegels, afronding en windlak.

De APAN denkt daar anders over en plaatst dit artefact in het pré Saalien van 180.000 BP. Govert van Noort (EXTERN 8 blz 48) heeft na onderzoek geconstateerd dat de bijl past binnen de toolkit van het Markkleebergien uit die tijd. Het is een 'subtriangulaire' bijl met een convexe basis. Hij is gemaakt op een afslag, Dit type bijl komt ook voor in Rhenen. De windlak is hyaliet en het moet in de periode van het afsmelten van het landijs van de Saale-ijstijd (125.000 BP) afgezet zijn, dus ver voor de abrasieperiode (verwering door zandschuring) van 40.000 - 30.000 BP in het Weichselien. Het is duidelijk dat de bijl in die windperiode niks te lijden heeft gehad. Het oppervlak is niet geabradeerd aangezien het hyaliet nog aanwezig is. Dit betekent dat de bijl in die wind/zandschurings-periode niet aan de oppervlakte heeft gelegen. De bijl is een losse vondst zonder enige context en kan gerekend worden tot de driftartefacten uit de Saalegletsjer, uit de dagzomende Enschede en Urkformaties of uit de Saale-verspoeling van die lagen.

 

De vuistbijl van Mander - 180.000 BP - Markkleebergien. Deze bijl was lange tijd een van de pronkjuwelen van Noord-Nederland. Wetenschappers beweren dat de bijl, samen met meerdere artefacten, ter plaatse uit een in situ 70 meter hogerop de stuwwal is losgeraakt en door solifluctie hellingafwaarts in een waaiervorm op de akker terecht is gekomen. De concentratie kon niet opgegraven worden, aangezien er bovenaan de helling een bos groeide. De vindplaats bij Mander is een dubieus geval. Volgens Dick Schlüter, directeur van het museum Natura Docet in Denekamp, zijn er nu minstens 60 zekere artefacten opgeraapt. Helaas nog steeds zonder een in situ of een spoor naar de concentratie. Hij denkt dat er in de bodem nog honderden en misschien wel duizenden andere artefacten zitten die nog naar boven moeten worden geploegd. Hij plaatst Mander, net als Stapert, in het Vroeg Weichselien (EXTERN 11 blz 9). Foto: Klaas Geertsma, gemaakt in het museum Natura Docet te Denekamp. De bijl is een replica. De echte bijl heeft een hogere glans.

De akker van Mander ligt op een verspoelde Saalekeileem. En 70 meter hogerop zou de concentratie liggen. Echter de dagzomende lagen hogerop bestaan uit gestuwde formaties van Enschede en Urk. Wel een beetje ouder dan de verspoelde Saale-keileem van de vindplaats. Zo kan ook verklaard worden waarom Markkleebergien-artefacten van 180.000 BP op de veel jongere Saale-keileem terecht konden komen , welke ook nog eens in de Weichsel verspoeld raakte. De vondstgroep Mander bestaat uit een aantal los gevonden artefacten, opgeraapt langs de vloedlijn van de stuwwal. Niets wijst op een gelijktijdigheid. Er zijn Levallois-artefatcen aanwezig, maar die techniek werd ook al in het Markkleebergien toegepast, dus niet alleen binnen het veel jongere Moustérien. In feite komen veel artefacten van beide culturen sterk met elkaar overeen, zo sterk zelfs dat de opgravers van Markkleeberg in 1924 al opmerkten, dat, wanneer ze de Markkleeberg-artefacten niet zelf in een in situ hadden aangetroffen maar los op een akker, ze deze binnen het Moustérien zouden hebben ingedeeld. In Nederland gebeurt dat dus nu nog steeds. Al zoekt de heer Schlüter de rest van zijn leven elke dag op de akker van Mander, hij zal nooit 'het' kampement vinden. Literatuur: De vorming van 'hyaliet-glas' in de tijd geplaatst, of de ontmythologisering van het begrip 'windlak', door G.J. Van Noort. EXTERN 6 blz. 50 - 65.

Saale keileem
Weichselien verspoeld
Enschede/Urk formatie
Tertiair
Mander vuistbijl
G.J. van Noort. Gegevens naar Rijks Geologische Dienst.
naar sluiting natuurmuseum
naar homepage
terug naar marie soressi
terug naar: Neanderthalers bij Balloo ?